De oorsprong van abstracte kunst

Onlangs stond ik in het Van Abbe een schilderij van Mondriaan te bekijken. Naast mij hoorde ik iemand verzuchten: “Abstracte kunst, wat moet ik daar nou mee?”. Alsof abstracte kunst je geen keuze laat en je dwingt die kunst te accepteren. Maar je hoeft helemaal niets te voelen voor die kunst. En er rond voor uitkomen dat je niets hebt met abstracte kunst, is alleen maar een vorm van eerlijkheid. Je wilt je niet laten leiden door heersende opvattingen over abstracte kunst.
Voor deze kijker dit verhaaltje om hem om op weg te helpen iets voor die abstracte kunst te voelen.

Laten we eens een paar schilderijen bekijken.

De Kruidenierswinkel van Gerard Dou (1613-75), gedateerd 1647. Centraal staat een vrouw achter een toonbank. Zij is iets aan het afwegen voor twee klanten tegenover haar. Aan het plafond hangt een tros knoflook, achter de vrouw een kast met allerlei keukenspullen, op de voorgrond wortels, uien, een mandfles. De nauwgezetheid waarmee Dou de winkel afbeeldde, doet ons vermoeden, dat hij zelf de winkel heeft gezien. En wat hij gezien heeft, wilde afbeelden. Kortom, dat hij iets wilde nabootsen. (Olie op doek, 49x60cm, Rijksmuseum)

Het tweede schilderijtje stelt voor Bia, een dochtertje van Cosimo I de Medici (1519-74). Zij was zes, toen ze overleed. Ze kijkt je aan met ogen die nog nooit iets lijken te hebben meegemaakt, een kind. De maker ervan, Agnolo Bronzino (1503-72), heeft haar in 1542 geschilderd aan de hand van haar dodenmasker. Met dat dodenmasker voor zich moet hij in gedachten een beeld gevormd hebben van Bia, toen ze nog leefde. En díe Bia heeft hij op doek vereeuwigd. (65x48cm, olie op hout, Uffizi, Florence)

Leonardo da Vinci
Leonardo da Vinci (1452- 1519), Het Laatste Avondmaal, 1495, tempera en olieverf op pleisterwerk, 460×880 cm, Santa Maria della Grazie, Milaan

Een derde voorbeeld: een schilderij van Leonardo da Vinci (1452-1519). Iemand die opgegroeid is in de westelijke christelijke wereld zal deze afbeelding direct herkennen als Het Laatste Avondmaal van Christus met zijn 12 apostelen, volgens de christelijke geloofsleer een geschiedkundig feit. De kijker realiseert zich dat Leonardo een voorstelling heeft geschilderd die hij niet gezien kan hebben. Hij schiep in zijn hoofd een voorstelling van die gebeurtenis en maakte daarvan deze afbeelding.

Deze drie kunstenaars hebben iets met elkaar gemeen. Ze wilden iets weergeven uit de werkelijkheid, uit de wereld waarin we leven. Of een gebeurtenis weergeven uit een wereld waarvan we geloven dat die bestaan heeft, zoals Het Laatste Avondmaal.
Deze drie kunstenaars hebben nog iets met elkaar gemeen. Wat ze wilden voorstellen, is in perspectief afgebeeld. Met die methode kan je iets wat diepte en ruimte heeft, op een plat vlak weergeven. In feite is een dergelijke voorstelling een illusie. We verbeelden ons dat we een echte ruimte zien. Je ziet alleen een plat vlak.
Want hoe kijken we naar iets? Doe de proef op de som. Als we naar iets kijken, kijken we naar voren, naar rechts, naar links, naar boven en beneden, we scannen het hele beeld, zoemen in op bepaalde plekken tot dat we het gehele beeld in onze hersenen hebben samengesteld. 
Dat suggereren van ruimte op een plat vlak, het perspectief, was een uitvinding uit de Italiaanse renaissance. Sinds die uitvinding was afbeelden in perspectief een must voor alle beeldende kunstenaars. Want kunstenaars wilden de werkelijkheid nabootsen en alleen met perspectief lukte dat. En dat deden kunstenaars drie eeuwen lang.
Het was Cézanne (1839-1906) die een einde maakte aan de dictatuur van het afbeelden in perspectief en daarmee van het nabootsen van de werkelijkheid. 

Paul Cézanne (1850-1920
Paul Cézanne (1839-1906), De Baai van l’Estaque, 1885, olie op doek, 80x101cm, Art institute, Chicago.

Hij wilde weergeven hoe wij echt kijken. Als voorbeeld van dat kijken: ‘De baai van L’Estaque’ uit 1885. Er wringt iets. Kijk naar het water van de baai. Volgens ons oog moet water dat dichtbij ligt, donkerder worden weergegeven en water dat verder af ligt, juist lichter. Maar Cezanne heeft het water in het midden van het schilderij donkerder afgebeeld dan het water ervóór en erachter. Het lijkt daardoor, alsof het water van de baai rechtop staat.
Met een huis links op de voorgrond is ook iets aan de hand. De zijgevel van dat huis staat plat in het vlak van het schilderij, het hoort het schuin te staan, net als de gevel van het huis rechtsonder. Ons oog weet daar geen raad mee, raakt in de war. En zo in de war geraakt, dwingt Cézanne de toeschouwer het ‘echte’ te gaan zien.
Wat Cézanne begonnen was- niet meer de zichtbare werkelijkheid willen nabootsen-, spreidde zich razendsnel uit over heel Europa. Overal ontstonden nieuwe kunstvormen. Een terug naar de ‘oude’ kunst was volstrekt uit den boze. De geest was uit de fles.
Een van de figuren, die een baanbrekende rol in de ontwikkeling van die nieuwe kunst speelde, was de Rus Wassily Kandinsky. 
Zijn manifest ” Über das Geistige in der Kunst” uit 1909 betekende een doorbraak in het ontstaan van abstracte kunst, de kunst, die geen enkele relatie wil hebben met de waarneembare werkelijkheid. In dat manifest betoogde hij dat alle vormen van kunst, inclusief abstracte kunst, in staat zijn het menselijk instinct te raken en zo een mens te ontroeren.

Kandinkynnn

Aan Kandinsky(1866-1944) wordt het eerste abstracte kunstwerk in onze westerse wereld toegeschreven: het aquarel ’Zonder titel’ uit 1910. Afmeting 65x50cm, Centre Pompidou, Parijs

   

Zijn manifest werd door de Europese avant-garde met open armen ontvangen. Toen Van Doesburg, samen met Mondriaan grondlegger van De Stijl, dit manifest onder ogen kreeg, was zijn reactie: “zuivere kunst komt voort uit de geest en niet uit de wereld om ons heen”. Voor Mondriaan was die uitspraak uit het hart gegrepen. Hij had in 1911 in Amsterdam het werk van Cézanne gezien. Die totale breuk met de traditionele kunst was voor hem een eye opener. Mondriaan wilde een universele en volstrekt harmonische kunstvorm scheppen, een kunst die geen relatie heeft met wat je met zintuigen kan waarnemen. Want wat je met zintuigen ervaart- de zintuigelijke werkelijkheid-, is voor iedereen subjectief, en dus niet universeel. In die nieuwe beeldtaal moest daarom elke verwijzing naar de werkelijkheid geëlimineerd worden. 

mondrun-aaan

Zo ontwikkelde Mondriaan een kunstvorm, waarin alleen eenvoudige geometrische vormen als lijnen, vlakken en cirkels voorkomen.  

Piet Mondriaan (1872-1944), Compositie in wit en zwart II, 1930, olie op doek, 61×61 cm, Van Abbe museum, Eindhoven

Onafhankelijk van Kandinsky en Mondriaan ontwikkelde de in Kiev geboren Malevich zijn suprematisme, een kunstvorm, die volgens hem boven alle anderen vormen van kunst stond. Net als bij Mondriaan, gebruikte hij alleen eenvoudige geometrische vormen. Het bekendste voorbeeld daarvan is zijn Het Zwarte Vierkant.

Kazimir Malevich (1879-1935), Het Zwarte Vierkant, 1915, olie op doek, 80x80cm Tretjakov galerie, Moskou


Wat Kandinsky het instinct, Mondriaan het universele en Malevich het suprematisme noemt, via die begrippen kunnen toeschouwer en kunstenaar met elkaar communiceren. Net als bij die zichtbare werkelijkheid, zijn die begrippen hét medium waarop toeschouwer en kunstenaar kunnen terugvallen. Dat medium is iets wat buiten hen staat, dat beiden herkennen en begrijpen. Net als met die waarneembare werkelijkheid communiceert de kunstenaar met de toeschouwer via iets waarmee zowel toeschouwer als kunstenaar bekend zijn.
Zo werden Kandinsky, Mondriaan en Kandinsky het boegbeeld van de nieuwe kunstbeweging. 
Een vraag aan ieder, die dit leest. Welke van de getoonde schilderijen raakt je? En welk schilderij blijft in je hoofd vastzitten?
Ga je voor de werkelijkheid nabootsende afbeeldingen- illusies weet je nu- van Dou, Bronzino en Leonardo of de abstracte composities van Kandinsky, Mondriaan en Malevich? 
Voor een kijker, die bekend is met de Hollandse 17e eeuwse maatschappij, zal het schilderijtje van Dou zeer herkenbaar zijn. Maar iemand die onbekend is met die Nederlandse periode zal deze kruidenierswinkel niet boeien. Hij zal het op zijn best een aardige voorstelling vinden, een mooie ‘foto’ uit een vergane tijd.
Het portretje van Bia zal menig toeschouwer raken. De aandoenlijke blik van het meisje zal bij hem/haar een gevoel van schoonheid oproepen. Maar er zullen ook toeschouwers zijn, die een dergelijke overdaad aan schoonheid niet waarderen, die zo’n portret als zoetelijk en gekunsteld ervaren. En bovendien, schoonheid is geen eigenschap van een schilderij, het is een subjectieve waardering van de toeschouwer. Wat de een mooi vindt, kan bij een ander juist tegenzin opwekken. En is schoonheid wel een criterium om een afbeelding een kunstwerk te mogen noemen? 
Met Het Laatste Avondmaal van Leonardo is ook iets aan de hand. Degene die opgegroeid is in de westelijke christelijke wereld, herkent in deze afbeelding een kernpunt van de christelijk geloofsbelevenis. Voor iemand die onbekend is met het christelijk geloof, zal deze voorstelling weinig zeggen. Hij ziet dertien mannen, die aan een tafel zitten te eten en te praten. En daar blijft het bij.
En dan de drie abstracte schilderijen. Om die schilderijen te waarderen heb je geen voorkennis nodigt. De schilderijen zijn geen afbeelding, want ze willen niet iets afbeelden. Ze willen doordringen tot je gevoel, tot je binnenste. Ze lijken van alle tijden en van alle werelden te zijn.
Abstracte kunst moet niet of wel?

Geef een reactie